Mijn baasje heeft een boom in mijn huis geplant . Ongepland . Al heb ik zo’n vage herrinering dat dit periodiek wel terugkomt . Als de bomen buiten wit worden . Dan haalt baasje een groene spar binnen . Opdat hij geen kou zou vatten, zeker ..
En baas zijn vrouw haalt dan tierelantijntjes , glitter , rode , bruine en gouden ballen uit de zolder . En pinklichten . En een kribbe met wat oneetbare figuurtjes . Heb er al aan gesnuffeld . En dan gaan ze samen de Kerstboom versieren . Deze slinger hier . Deze bal daar . Maar neen niet daar ! Doe je het opzettelijk : Maria naast de ezel ? Jozef : ja , maar Maria …. ! Ga ondertussen maar de verlengsnoer halen …
Duurt dus nooit lang . Les gouts et les couleurs zeker …en vooral : als ik dan kwispelend mee wil helpen en ik in mijn enthousiasme bazins’ favoriete gouden bal op de grond aan diggelen kwispel . Als ik dan , om het goed te maken, uit sympathie mijn poot hef op mijn nieuwe kamergenoot om hem welkom te heten …
Dan valt het verdikt : « Marc, tu n’irais plutot pas promener le chien , je crois qu’il en a besoin … »
Kheb ik helemaal geen besoin om te gaan rillen in de kou .
Anderzijds : baasje en mezelf voelen onszelf bevrijd en verlost . We stormen de witte winter in . En gaan de kerstbomen troosten . Dat ze niet te lang wit gaan blijven . Dat de opwarming van de planeet weldra soulaas brengt .
Uit medeleven hef ik mijn poot op enkele toosteloze tronken . Ze kreunen krakend onder de sneeuw.
En als we helemaal ondergesneeuwd huiswaarts keren , doe ik me de bedenking dat ik met die groene salonspar , die zich heeft opgedrongen in mijn familiale leefwereld , niets gemeen heb.